Vanaf de eerste dag had onze zoon last van dissociëren. Het manifesteerde zich bij hem op 3 verschillende manieren. Hij kon ergens zitten en door een trigger (iets wat hij zag, hoorde, rook) herinnerd worden aan zijn trauma. Het begon dan met wegstaren en hoe ‘dieper hij wegzakte’ hoe minder spierspanning hij had. Langzaam werd hij slap en gleed op de vloer. De acute variant bij een grote trigger was, dat hij ergens kon lopen en zomaar in 1 keer neerviel. Zoonlief kwam hier zelf niet uit, er moest een tweede trigger komen, bijvoorbeeld aanraking of een hard geluid, om hem terug te halen in het hier en nu.
De minder opvallende manier hadden wij zelf pas heel laat in de gaten. Hij kon gesprekken voeren, schoolwerk doen, enz. zonder dat hij er echt was. Probleem was niet alleen dat mensen hem als leugenaar afschilderde, wat ergens ook logisch is, wanneer een kind bij hoog en bij laag volhoudt dat hij iets niet gezegd heeft. Het probleem was vooral dat zoon zelf mensen niet meer vertrouwde. Ook hij vond dat de ander loog, want “dat heeft hij niet/wel gezegd”. Dit was ook voor ons als ouders vreselijk moeilijk. Vooral toen we nog niet van het dissociëren, in deze vorm, wisten.
Ook wij wisten niet meer wie we konden geloven, wat er nu echt was en wat niet, ook wij raakten ons vertrouwen kwijt.
Zoon vond het vreselijk om te dissociëren, de angst voor het dissociëren werd uiteindelijk net zo traumatiserend als het trauma zelf. Alles om te voorkomen dat iemand het zou zien, geen aangeleerde techniek die op kon tegen de allesoverheersende angst. Angst dat ze hem uit zouden lachen, angst ook vooral dat hij iemand pijn zou doen! Angst om vrienden kwijt te raken, angst om van school gestuurd te worden, angst om………!!!
Wanneer hij ‘terugkwam’ uit een dissociatie, voelde hij zich gedesoriënteerd wat meteen een afweerreflex veroorzaakte naar alles wat gevaarlijk kon zijn. Ook wanneer hij ergens van schrok, een onverwachte schouderklop, een boe geroep, kon hij deze schrikreflex krijgen.
Thuis vertrouwde hij erop dat we dat wisten en begrepen. Wanneer 1 van ons zag dat hij gedissocieerd was, trok iedereen als vanzelf sprekend spullen aan de kant, de iPad werd voorzichtig maar snel uit zijn handen getrokken, zodat hij deze niet uit reflex zou gooien en zelf hielden we enige afstand. De rest van het gezin draaide door en 1 van ons gaf hem een trigger om terug te komen.
Na weken waarin hij op school ieder uur van de dag bezig was om te voorkomen dat hij zou dissociëren. Extra behandelsessies en heel veel inzet, van hem, om dissociatie te voorkomen of er zo snel en onopvallend mogelijk weer uit te komen. Was hij op! Wij hadden het onderschat met zijn allen, dachten dat het ‘enkel’ zijn angst was dat het zou gebeuren. Op een dag echter keek ik hem aan en besloot dat het genoeg was. Oververmoeid, gespannen, wallen onder de ogen en de triggers werden er iedere dag meer. Iedere dag meer momenten waarop het volgens hem bijna gebeurd was. Hij kon zich alleen maar focussen op niet dissociëren, waardoor hij steeds meer achterliep, mede leerlingen hem raar aan begonnen te kijken. Hij werd ziek gemeld. Geïnstalleerd om verwend te worden in plaats van gemotiveerd om als, maar door te gaan. “Laat maar komen” zeiden we tegen hem. “Je hoeft niet meer te vechten”. Filmpje/ hapjes.
Wat er toen gebeurde vergeten we ons leven lang niet meer.
Een golf van dissociëren trok dagenlang door hem heen, een half uur tussen dissociaties was lang.
Pas toen beseften we waar hij tegen vocht, hij zat vast in een spiraal van dissociëren, angst voor dissociëren en steeds meer triggers. Dit ziek melden was niet de oplossing voor het probleem, wel had hij na een week weer meer energie zodat hij het beter aan kon. Het was vooral het moment waarop wij met zijn allen echt beseften hoe het was, wat een kracht en doorzettingsvermogen hij had en er ontstond een opening om hierover in gesprek te gaan met hem. Een maand later vonden we iemand die hem in korte tijd van het dissociëren af wist te helpen, hierover een andere blog.
Aan het einde van de eerste ‘ziekmeld dag’ waren we allemaal fysiek en emotioneel op. Manlief besloot patat met snacks te gaan halen, koken wilden we niet meer. Toen alles op tafel stond ging zoon aan tafel. “Hmmm lekker patat met shoarmarol” hij zei het en meteen daarna zakte hij weg.
Onze, goed geoliede ‘gezinsmachine’ schoot aan het werk Mijn man schoof borden e.d. aan de kant. Broertje ging onverstoord door met eten en schoof alleen een stukje op en ik zorgde dat ik zoon veilig op de stoel hield, ondertussen zorgend dat hij me niet met een afweerreflex kon raken.
Toen iedereen zover was, ‘haalde ik hem terug’. Zijn reflexen schoten hem te hulp toen hij uit zijn dissociatieve staat terug kwam. Met een grote klap sloeg hij het eerste wat hij zag (in zijn vervormde beeld was het onbekend en dus gevaarlijk). Even waren we allemaal stil, een mengeling van onmacht, vermoeidheid, wanhoop.
Dan barsten beide zoons, alsof afgesproken, uit in een bulderend gelach. Jongste heeft de patat nog uit zijn mond hangen. Samen lachend om de geplette shoarmarol die aan zoon zijn hand geplakt is. Ook wij krijgen de slappe lach, tranen stromen over de wangen, een ontlading van zoveel verschillende emoties. Jongste zoon eet verder maar mompelt eerst nog even: “dat was wel een heel gevaarlijke shoarmarol zeker?” Beteuterd, maar lachend, eet zoon zijn platte shoarmarol. Even ontstaat er rust, het lachen heeft hem weer even aan ons terug gegeven. Verbondenheid, humor en liefde de rode draad waarmee we alles hebben doorstaan.
Tot op de dag van vandaag kan geen van ons een shoarmarol zien zonder even te lachen, een blik naar elkaar “weet je nog”.